Fleur Bongaards en Jenneke van den Berg werken als VS in dienst van een VVT-organisatie en/of ziekenhuis. Zij fungeren in een netwerk tussen de huisarts en het ziekenhuis. Zij focussen op patiënten met COPD, astma, palliatieve zorg of wondproblematiek.

1. Wat is jullie rol als verpleegkundig specialist in anderhalvelijnszorg?

Behandelaar met verpleegkundige en medische expertise
We diagnosticeren, behandelen, adviseren en evalueren. In onze regio is onze rol flink in ontwikkeling, waarbij gewerkt wordt aan het positioneren van de VS als zelfstandig behandelaar in transmurale zorgpaden.

Samenwerkingspartner
Fleur: Ik werk met veel partijen samen en probeer hen dichter tot elkaar te brengen voor een optimale samenwerking en een soepele ‘patient journey’. De patiënt is de voornaamste samenwerkingspartner, hij of zij is ‘in the lead’. Daarbij heb ik ook veel contact met wijkverpleging, huisartsen, POH’s, paramedici, longverpleegkundigen in eerste en tweede lijn en longartsen in het ziekenhuis. Als transmuraal VIOS probeer ik verbinding te creëren tussen zorgverleners en organisaties door ze bewust te maken van de hiaten, door ervoor te zorgen dat ze elkaars kwaliteiten leren kennen en door hen te inspireren samen te werken voor de beste zorg voor de patiënt.

Jenneke: Ik werk zowel binnen als buiten mijn organisatie met allerlei partijen samen. Binnen de organisatie is het doel een nauwe en soepele samenwerking te bewerkstelligen tussen generalist en specialist. De partijen binnen de organisatie zijn het team wondverpleegkundigen en andere specialistische teams met expertise longzorg, palliatieve zorg en dementie. Verder werk ik samen met management, afdeling leren en ontwikkelen, kwaliteitsfunctionarissen, ICT- en projectmedewerkers.
Buiten de organisatie werk ik samen met de partijen die betrokken zijn bij de oprichting van het WET en een regionaal aanmeldpunt voor complexe wondzorg. Ook werk ik samen met de apotheken in de regio voor een regionale verbandmiddelenlijst om eenvoud en duurzaamheid in de wondzorg te bevorderen. Daarnaast geef ik webinars of fysiek les aan huisartsen in opleiding, technisch wijkverpleegkundigen en op verzoek in huisartspraktijken of symposia. Ik neem deel aan het kennis- en innovatieatelier en de ontwikkeling van lesprogramma’s van de vervolgopleiding wondverpleegkunde.

Organisator van kwaliteit van zorg
Fleur: Er is een transitie in de zorg gaande om de zorg toekomstbestendig te maken. Samenwerking tussen organisaties en disciplines is een van de manieren om de kwaliteit van zorg te verbeteren. Het gaat dan om een goede afstemming tussen partijen en disciplines en één gezamenlijk plan van en voor de patiënt, in plaats van dat elke discipline een eigen plan heeft voor de patiënt.

Jenneke: Kwaliteit van zorg is een heel belangrijk onderdeel van mijn werk als VS. Als VS ben ik een van de kartrekkers van het transmurale wondzorgpad in de regio. De kwaliteit van wondzorg is door dit zorgpad binnen de organisatie goed geborgd. Het transmurale zorgpad zal de kwaliteit van wondzorg in de gehele regio borgen als alle partijen gaan deelnemen en alle zorg op één punt gaan aanmelden.

2. Op welke manier draagt jullie rol bij aan de samenwerking met collega’s in anderhalvelijnszorg?

Fleur: Ik ben werkzaam in zowel het ziekenhuis als de wijkverpleging. Daardoor ben ik op de hoogte van de werkzaamheden en kwaliteiten van beide partijen. Ik zoek actief de samenwerking op met andere partners in de zorg, zoals POH’s en paramedici. Zo kunnen wij als zorgverleners de zorg op elkaar afstemmen en weten wij waarvoor we bij elkaar terecht kunnen.

Jenneke: Ik ben voornamelijk werkzaam in de eerste lijn, in de wijkverpleging. Daarnaast ondersteun ik SO’s en twee wondverpleegkundigen in opleiding binnen de intramurale setting van de verpleeghuizen. Ik stuur een team van wondverpleegkundigen aan in de wijkverpleging. Ik bied begeleiding, stel beleid op en behandel zelf patiënten in de thuissituatie waardoor zij niet naar het ziekenhuis hoeven. Ik ben actief in het samenwerken met en verbinden van partijen zoals de ziekenhuizen, huisartsenkring, opleidingen van wondverpleegkunde, technische thuiszorgverpleegkundigen, huisartsen en doktersassistentes.

3. Hoe draagt jullie inzet als verpleegkundig specialisten bij aan de beweging van ‘De juiste zorg op de juiste plek’ en dichter bij de cliënt thuis?

Fleur: Mijn functie is een uitgelezen voorbeeld van ‘De juiste zorg op de juiste plek’ en dichter bij de cliënt thuis. Ik zie patiënten in het ziekenhuis op mijn spreekuur, ik zoek patiënten op als ze in het ziekenhuis worden opgenomen én ik bezoek hen in de thuissituatie. Dit stem ik af op wat die patiënt op dat moment nodig heeft. Zo verleen ik zorg bij mensen die astma hebben, waarbij ondanks een behandeling veel klachten blijven bestaan. Ik kan bij deze patiënten thuis gaan kijken of daar uitlokkende factoren zijn die aan het ziekteproces bijdragen. Thuis zie je zoveel meer dan in een spreekkamer. Ook is de dynamiek anders: bij iemand thuis ben ik te gast, in de spreekkamer is iemand te gast bij mij. De ervaring leert dat mensen in de thuisstuatie meer open kunnen spreken over wat er écht speelt.

Jenneke: Naast de behandelrelatie met cliënten is mijn inzet als verpleegkundig specialist vooral gericht op het tot stand komen van het WET. Het heeft een lange adem gehad om te komen waar we nu zijn. Ik heb contact gezocht met andere wondzorgprofessionals om hierover te praten, elkaar te leren kennen en betrokken te zijn als wondzorgprofessional in de keten, zowel in de eerste als in de tweede lijn, maar ook door te weten welke competenties eenieder heeft.

4. Welke kansen komen jullie tegen bij de implementatie van de verpleegkundig specialist in anderhalvelijnszorg?

Fleur: Er liggen grote kansen in de samenwerking tussen zorgverleners. Hierdoor staat de patiënt aan het roer van de behandeling en is er één geïntegreerd plan, in plaats van dat iedereen op zijn eigen eilandje werkt. Een andere kans ligt op het gebied van scholingen aanbieden, waar verschillende disciplines, functies en werkvelden aan deelnemen. Zo vergroot je niet alleen het deskundigheidsniveau van zorgverleners, maar krijgen zorgverleners ook inzicht in elkaars kennis en kunde om elkaar aan te vullen en te versterken.

Jenneke: Er liggen enorme kansen om als medebehandelaar in de eerste lijn te werken in of vanuit een wijkkliniek en ook dicht bij de patiënt thuis. Veel patiënten kunnen in de eerste lijn behandeld worden. Dat is niet alleen prettiger voor de patiënt zelf, het kan ook (duurdere) zorg in de tweede lijn voorkómen.
Er ligt ook een grote kans voor het WET omdat dit tevens als leernetwerk fungeert. De eerste lijn kan leren van de tweede lijn vanuit het medisch domein. Denk aan anatomie, fysiologie, bepaalde typen wonden, diabetische voet en oncologische ulcera. De medisch specialist is hier vaak eindverantwoordelijk. Omgekeerd kan de eerste lijn vanuit het vepleegkundige domein (sociaal, psychisch) gerichte informatie geven. De eerste lijn kan de patiënt gericht begeleiden op leefstijl en preventie stimuleren door meer kennis en deskundigheid. Vanuit beide kanten ontstaan door kortere lijnen positieve ervaringen en vertrouwen tussen disciplines. Dit bevordert de samenwerking waardoor de patient een betere patiënt journey krijgt.

5. Welke knelpunten ervaren jullie bij de implementatie van de verpleegkundig specialist in anderhalvelijnszorg? Welke oorzaken zien jullie?

Maatschappelijke, politieke en juridische factoren
Fleur: Ik denk dat maatschappelijk gezien de mindset van veel professionalsnog te veel is gericht op hun eigen expertisegebied en minder op de mens als geheel. Daarnaast is het qua financiering, wetgeving en dossiervoering nog moeilijk om goed samen te werken. Zo moet er veilige communicatie plaatsvinden, maar werkt iedereen met verschillende beveiligde systemen. Ook heeft ieder een eigen EPD, met eigen behandelplan. Dit nodigt niet uit tot samenwerking en zo blijft iedereen op zijn eigen eilandje functioneren.

Jenneke: De totstandkoming van een transmuraal wondnetwerk kan alleen goed tot stand worden gebracht als financiering, ICT, governance worden geregeld. Ziekenhuizen, huisartsen en thuiszorgorganisaties zullen dit met ondersteuning van de zorgverzekeraar financieel moeten inrichten. De gezamenlijke transmurale partijen kunnen geen gezamenlijk dossier inzien. De korte lijnen worden hierdoor vertraagd. Koppelingen tussen de systemen zijn op korte termijn niet mogelijk; partijen willen hierdoor niet ontschotten. De thuiszorgorganisaties in de eerste lijn hebben ook veelal verschillende systemen. Op een ouderwetse manier moeten zij hierdoor ook nog eens AVG-proof gegevens uitwisselen. Dit brengt extra kosten met zich mee als een systeem moet worden aangeschaft of het kost (personeels)tijd om elkaar telefonisch te bereiken of aparte versleutelingsprogramma’s te gebruiken.

Stimulansen en beschikbare middelen
Fleur: Een groot knelpunt is dat steriele instrumenten die nodig zijn voor de voorbehouden handeling ‘scherp debridement’ (die wekelijks wordt uitgevoerd bij een complexe wond in de eerste lijn), niet vergoed worden door de zorgverzekeraar. Ook de logistiek en het aanvragen van verbandmiddelen gaat in de eerste lijn niet optimaal en is niet gericht op een adequate patiënt journey. Bij de start van de behandeling zouden de juiste instrumenten meteen moeten worden ingezet, in plaats van nabestellen waardoor het juiste verbandmiddel later wordt gebruikt. Dit leidt niet tot de juiste zorg op het juiste moment.

Jenneke: Een enkelarmindex apparaat of teendrukmeter wordt aangeschaft en betaald door de thuiszorgorganisatie. De meting wordt niet vergoed door de zorgverzekeraar. Als een huisarts een apparaat heeft en een meting verricht, is hiervoor wel een vergoeding. Als een patiënt hierdoor niet naar het ziekenhuis hoeft voor een (duurder) vaatfunctieonderzoek, is dat voor de zorgverzekeraar een goedkoper alternatief, maar het wordt niet verrekend met de thuiszorgorganisatie.

Capaciteit van organisatorische verandering
Fleur: De druk op de zorgverleners is groot, er is sprake van arbeidmarktkrapte en weinig budget voor extra personeel. De druk op huisartsen is groot en VS’en in de eerste lijn kunnen deze druk verlichten door in verschillende expertisegebieden te ondersteunen. Per expertisegebied zal dit verschillend zijn, maar iedere regio zal zijn eigen situatie in kaart moeten brengen om te kijken waar behoefte aan is.

Jenneke: Er is geen gezonde positionering mogelijk als de financiering niet is geregeld en erkend wordt door de zorgverzekeraar. Het is van groot belang dat digitale samenwerking ontstaat door zo snel mogelijk ICT-mogelijkheden veilig en gebruiksvriendelijk te maken. Alle partijen in de eerste lijn moeten hun best gaan doen om elkaar te begrijpen en het belang van de ‘patient journey’ voorop stellen.

6. Als alles kan en mag, wat is het ideaalbeeld voor de verpleegkundig specialist in het werken in anderhalvelijnszorg?

Fleur: In de ideale situatie zie ik de verpleegkundig specialist als regiebehandelaar in de anderhalvelijnszorg. De muren tussen organisaties en lijnen van zorg zouden niet bestaan en er wordt gekeken naar wat de cliënt wil, welke zorg nodig is én waar dit het beste plaats kan vinden. De VS kan een mooie schakel zijn in dat geheel, met zowel medische als verpleegkundige expertise, maar ook dichtbij de patiënt om optimaal aan te sluiten bij diens behoeften.

Jenneke: In de ideale situatie zie ik de VS als regie- of medebehandelaar in de anderhalvelijnszorg als dé specialist die op het scherpst van de snede regie kan houden op de zorg voor de patiënt, en deze zoveel mogelijk in de eerste lijn kan behandelen (liefst dicht bij de patiënt thuis), ofwel in de wijkkliniek of kan verwijzen naar de tweede lijn als het moet. Daarnaast zou in de ideale situatie één digitaal en veilig ECD-systeem bestaan waar alle professionals in de keten op aangesloten zijn en alleen geautoriseerd zijn voor dat deel waarbij zijn zijn betrokken.

7. Stel, jullie zijn nationale beleidsmakers; welk specifiek vraagstuk/knelpunt zouden jullie aanpakken om de positie van de verpleegkundige specialist te versterken?

Fleur: Een gezamenlijk patiëntendossier met eenvoudige communicatiemogelijkheden voor alle zorgverleners, voor optimale samenwerking en makkelijke afstemming.

Jenneke: Ik zou de VS in zijn kracht willen zetten in de eerste lijn door de betaaltitel te regelen. Ook zou ik een grote kweekvijver maken waarin VS’en goed worden opgeleid en bekendheid geven aan hun professie en hun rol duidelijk is. Niet alleen aan artsen, maar ook via landelijke campagnes zodat inwoners en patiënten zien dat niet alle zorg op slot zit in Nederland.