Aveline Haaksma is verpleegkundig specialist cardiologie, met als aandachtsgebied hartfalen. Zij maakt deel uit van het hartfalenteam bij de cardiologie in het Diakonessenhuis Utrecht. In een pilot hield zij een spreekuur in een gezondheidscentrum in de eerste lijn.
1. Welke drie competentiegebieden uit de CanMEDS-rollen vind jij het meest relevant in jouw rol als verpleegkundig specialist in anderhalvelijnszorg?
Behandelaar met verpleegkundige en medische expertise
Als verpleegkundig specialist cardiologie behandel ik patiënten met hartfalen. Op medisch gebied zorg ik voor het optimaal instellen van de hartfalenmedicatie volgens de richtlijnen van de ESC. Ik regel vervolgonderzoek naar het functioneren van het hart, bijvoorbeeld met echo of MRI. Mijn verpleegkundige expertise richt zich vooral op leefstijl – wat minstens zo belangrijk is bij hartfalen. Ik heb aandacht voor onder meer voeding en bewegen en bied ondersteuning bij de psychische last die hartfalen met zich meebrengt. Op de hartfalenpolikliniek geven we totaalzorg. Ons motto is dat we mensen behandelen en niet alleen ‘getallen’, zoals vitale functies.
Mijn thuisbasis is het ziekenhuis. Daarnaast heb ik als pilot een spreekuur gehouden in een gezondheidscentrum in de eerste lijn. Deze anderhalvelijnszorg omhelsde zowel ziekenhuis-verplaatste zorg voor patiënten voor wie de gang naar het ziekenhuis te zwaar is, als meekijk-consulten voor de huisarts. In het ziekenhuis ben ik met mijn collega VS’en op de cardiologie ook verantwoordelijk voor telemonitoring, waar inmiddels meer dan 500 patiënten gebruik van maken. Dit aantal groeit nog steeds.
Samenwerkingspartner
Binnen ons hartfalenteam in het Diakonessenhuis hebben de hartfalen-cardiologen en verpleegkundig specialisten regelmatig overleg en soms gezamenlijke consulten, waarbij onze eigen expertises als arts of VS elkaar aanvullen. Een deel van de patiënten wordt uitsluitend door de VS gezien, als een consult bij de cardioloog geen meerwaarde (meer) heeft. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om kwetsbare patiënten, zonder device (bijv. pacemaker) en waarbij geen advanced therapieën meer mogelijk zijn.
In het gezondheidscentrum zag ik op verzoek van de huisarts patiënten met klachten van kortademigheid en/of vocht vasthouden. Na een uitgebreid consult, met daarbij aandacht voor educatie, leefstijl en natuurlijk klachtenpatroon, gaf ik een beleidsadvies aan de huisarts.
Gezondheidsbevorderaar
Hartfalen is een ernstige, chronische ziekte, met een wisselend klachtenpatroon. Mijn doel is om patiënten zich zo gezond mogelijk te laten voelen, binnen de grenzen van hun ziekte. Dit probeer ik te bereiken door een juiste balans in de medicatie, verwachtingenmanagement en het geven van handvatten in het dagelijks leven om de beperkte energievoorraad zo goed mogelijk over de dag te verdelen.
2. Op welke manier draagt jouw rol bij aan de samenwerking met je collega’s in anderhalvelijnszorg?
Als VS ben ik de spin in het web voor hartfalenpatiënten. Ik heb regelmatig contact met zowel huisarts, POH als cardiologen, om de zorg rondom de patiënt zo goed mogelijk in te richten. Met de POH werk ik bijvoorbeeld nauw samen tijdens het traject van medicatie-optimalisatie, aangezien de medicatie die ik voorschrijf van invloed kan zijn op de diabetesbehandeling. Ook zit ik maandelijks, met mijn collega, een groot MDO voor, waarbij naast de cardioloog ook een longarts, nefroloog en geriater aanschuift. Dit is met name erg fijn omdat hartfalenpatiënten vaak multimorbiditeit hebben, en de klachten vaak niet in één ‘hokje’ te stoppen zijn.
3. Hoe draagt jouw inzet als verpleegkundig specialist bij aan de beweging van ‘De juiste zorg op de juiste plek’ en dichter bij de cliënt thuis?
Tijdens mijn masterthesis heb ik onderzoek gedaan naar de mate van belasting van een polikliniekbezoek. Daaruit bleek dat tot 80% van de hartfalenpatiënten met hoge ziektelast een polikliniekbezoek als belastend ervaart. Ook bleek uit mijn onderzoek dat er in de eerste lijn behoefte is om meer samen te werken op het gebied van hartfalenzorg.
Er is een grote stijging van het aantal hartfalenpatiënten in Nederland, die de komende jaren doorzet. Dit was de aanleiding voor een pilot in de eerste lijn, waarbij ik zowel ‘eigen’ patiënten zag voor wie de gang naar het ziekenhuis veel invloed had op hun kwaliteit van leven, als patiënten van de huisarts. Het doel was de huisarts ondersteunen, kennis delen en voorkomen dat patiënten meteen doorverwezen werden naar de tweede lijn. Tijdens de pilot heb ik ‘eigen’ patiënten eerder kunnen terugverwijzen naar de huisarts. Alle patiënten van de huisarts zijn met een behandeladvies in de eerste lijn gebleven. Patiënten van de huisarts hebben daarbij 1 tot 3 consulten bij mij gehad.
4. Welke kansen kom je tegen bij de implementatie van de verpleegkundig specialist in anderhalvelijnszorg?
De samenwerking tussen de huisarts en de VS uit de tweede lijn is erg inspirerend. Als VS heb ik scholing verzorgd om de huisarts beter in staat te stellen de diagnose hartfalen te stellen, met name de variant waarbij het hart stug, maar de knijpkracht wel goed is. Om de zorg in de tweede lijn behapbaar te houden, is het noodzakelijk om pragmatisch mee te denken, met name bij kwetsbare ouderen, om kwaliteit van leven te bevorderen zonder meteen een lang ziekenhuistraject in te gaan.
5. Welke knelpunten ervaar je bij de implementatie van de verpleegkundig specialist in anderhalvelijnszorg? Welke oorzaken zie jij?
Financiering van mijn pilot vooraf bleek een probleem. De zorgverzekeraar gaf aan dat de pilot te klein was en te weinig uitbreidingsmogelijkheden had omdat ik dit alleen ben gestart. Het ziekenhuis heeft een projectgroep voor ‘De juiste zorg op de juiste plaats’, maar mijn pilotproject voldeed niet aan de criteria en de focus van de projectgroep lag op dat moment bij andere specialismen. Er werd gevraagd om data die ik nog niet had, omdat ik nog niet begonnen was. Ik draaide dus rond in een cirkel: ik had niet voldoende data en daarom geen financiering, en financiering was nodig om te starten, zodat ik data kon gaan verzamelen. Uiteindelijk ben ik gestart, met financiële ondersteuning vanuit de cardiologie, omdat het belang van samenwerking tussen de lijnen voor de toekomst te groot is om kansen te laten liggen. Hoewel de samenwerking van beide kanten als positief werd ervaren en er ook een hoge patiënttevredenheid was, is de pilot toch gestopt, bij gebrek aan (structurele) financiering.
6. Als alles kan en mag, wat is het ideaalbeeld voor de verpleegkundig specialist in het werken in anderhalvelijnszorg?
Mijn ideaalbeeld is dat de verpleegkundig specialist zich door de lijnen heen beweegt. Als één van mijn patiënten, wonend in een verzorgingshuis, klachten heeft, zou ik idealiter even bij de patiënt langs gaan als een bezoek aan het ziekenhuis te belastend is. De VS die zich tussen de eerste, tweede en derde lijn beweegt, komt vooral ten goede aan de patiëntenzorg. Obstakels (met name financieel) zouden als eerste moeten worden aangepakt
7. Stel, je bent een nationale beleidsmaker, welk specifiek vraagstuk/knelpunt zou je aanpakken om de positie van de verpleegkundige specialist te versterken?
Als eerste zou ik de financiering van zorg verleend door de verpleegkundig specialist aanpakken. Zorginitiatieven op de scheidslijn tussen de eerste en tweede lijn door verpleegkundig specialisten, worden makkelijker te realiseren als de VS een eigen ‘tussentarief’ krijgt dat het huidige systeem van financiering van zorg overstijgt.